Voedselovergevoeligheid is de overkoepelende term voor voedselallergie en intolerantie.
Bij een voedselallergie reageert je afweersysteem op bepaalde stoffen in je eten. Het afweersysteem maakt antistoffen aan tegen eiwitten die in de voeding voorkomen. Eiwitten die allergische reacties kunnen opwekken heten allergenen. Bekende allergenen zijn bepaalde eiwitten in koemelk of noten.
Het lichaam kan op bepaalde voedingsmiddelen reageren zonder dat je een allergie hebt. Het gaat dan om een niet-allergische-voedselovergevoeligheid. We noemen dat intolerantie. Denk bijvoorbeeld aan lactose-intolerantie. Daarbij kunnen mensen de stof lactose niet goed verteren. De stoffen die bij een intolerantie de klachten veroorzaken heten ‘triggers’. Deze triggers komen van nature voor in voedingsmiddelen, zoals lactose. Conserveermiddelen als sulfiet zijn ook triggers.
Lees meer over:
Lactose-intolerantie
Coeliakie
Voedselovergevoeligheid, voedselallergie en voedselintolerantie komen ongeveer in 1 tot 4% voor bij volwassenen en bij kinderen 4 tot 6%. Kinderen die in de babytijd een koemelkallergie hebben, groeien daar meestal overheen.
Je kunt een erfelijke aanleg hebben voor een allergie of intolerantie. Dan is de kans groter dat je een allergie of intolerantie krijgt. Met erfelijke aanleg bedoelen we dat je minstens één ouder of broertje of zusje hebt met een aangetoonde voedselallergie of intolerantie. Het is niet eenvoudig om voedselovergevoeligheid vast te stellen. De klachten kunnen heel verschillend zijn en van persoon tot persoon verschillen. Bovendien kunnen de klachten ook andere oorzaken hebben.
Het verschilt heel erg wat de klachten zijn bij voedselovergevoeligheid. Vooral huid-, luchtweg- en maagdarmklachten komen vaak voor. Veel van deze klachten kunnen ook andere oorzaken hebben. Het is daarom belangrijk dat de huisarts alle andere mogelijke oorzaken uitsluit. Voorbeelden van klachten bij allergie en intolerantie kunnen zijn:
Een anafylactische shock is een levensbedreigende situatie door een ernstige allergische reactie in het lichaam. Het kan het gevolg zijn van een allergische reactie op bepaalde voedingsmiddelen zoals pinda of sesam, maar ook medicijnen of wespensteken kunnen een anafylactische shock veroorzaken. Een anafylactische shock treedt meestal op als gevolg van een eerder ontwikkelde allergie. Het is onwaarschijnlijk dat een voedingsmiddel dat je eerst zonder problemen kon eten, plotseling een anafylactische shock veroorzaakt
Als je niet tijdig ingrijpt kan een anafylactische shock dodelijk zijn. De symptomen van een anafylactische shock kunnen binnen enkele minuten ontstaan en soms uren aanhouden. Wanneer het niet goed wordt behandeld, kan na 6 tot 8 uur opnieuw een shock optreden. Bij een anafylactische shock kan de bloeddruk zo sterk dalen dat je bewusteloos raakt. Ook is gelijktijdig een astma-aanval mogelijk. Eén van de eerste signalen van een shock is een prikkelend gevoel, jeuk of een metaalachtige smaak in de mond. Daarna volgen vaak de volgende symptomen:
Bij een anafylactische shock is een injectie met adrenaline nodig om de reactie te stoppen. Patiënten die vaker een shock krijgen, hebben hiervoor zo’n injectie bij zich. In geval van een shock moet de patiënt zo snel mogelijk de injectie krijgen, door een arts of ambulancepersoneel.
Leg de patiënt plat op de rug, met de voeten omhoog en maak knellende kleding zoals een stropdas los.
Ben je allergisch voor garnaal, dan kan het zijn dat je ook reageert op krab. Dat komt doordat de allergenen in deze voedingsmiddelen veel op elkaar lijken. Wanneer dit gebeurt, noemen we dat een kruisreactie.
Met hooikoorts ben je allergisch voor bepaalde stuifmelen van bomen, planten of grassen. Soms krijg je met hooikoorts ook allergische reacties bij het eten van bepaalde producten. Ook dat noemen we kruisreacties. Mogelijk komt dit omdat bepaalde allergenen in voeding en in pollen aan elkaar verwant zijn.
In het volgende overzicht staan de meest bekende kruisreacties tussen pollen en plantaardig voedsel. Niet alle genoemde kruisreacties komen even vaak voor. Sommige kruisreacties zijn echt uitzonderlijk.
Bij allergie voor: | Mogelijke kruisreacties op: |
Graspollen. Bloeiseizoen: van april t/m half oktober, afhankelijk van het soort gras. | Aardappel, tarwe, tomaat, pinda, boekweit. |
Bijvoetpollen (Artemisia Vulgaris). Bloeiseizoen: augustus. | Tuinkruiden en specerijen uit de familie van de Umbelliferae (anijs, kervel, dille, karwij, koriander, pastinaak, wortel, peterselie, selderij, venkel). |
Berkenpollen. Bloeiseizoen: van april t/m mei. | Fruitsoorten uit de familie van de Rosaceae (aardbei, amandel, abrikoos, appel, braam, framboos, kers, nectarine, peer, perzik, pruim, zwarte bessen). Noten, met name hazelnoot. Wortel, selderij, aardappel. |
Timothee graspollen. Bloeiseizoen: van mei t/m september. | Aardappel, appel, wortel, selderij. |
Naast bovengenoemde kruisreacties kunnen er ook kruisreacties ontstaan bij andere allergieën. Hieronder een overzicht:
Bij allergie voor: | Mogelijke kruisreacties op: |
Vogelpoep, vogelveren | Kippenei-eiwit |
Vogels | Kippenvlees |
Honden- en kattenhuidschilfers | Varkensvlees |
Huisstofmijten | Wijngaardslakken en garnalen |
Latex (sap van de rubberboom) | Banaan, avocado, kastanje, meloen, kiwi, boekweit |
Door het inademen van eiwitten uit vogelpoep bij bijvoorbeeld het schoonmaken van de vogelkooi kan iemand overgevoelig raken voor kippenei-eiwit. Dit wordt het ‘Bird-Egg-Syndrome’ oftewel Vogel-Ei-Syndroom genoemd.
Merk je bij jezelf dat je heftig reageert op een bepaald voedingsmiddel? We raden aan om niet zelf te experimenteren met het weglaten of juist gebruiken van bepaalde voedingsmiddelen. Het beste is om naar de huisarts te gaan. Die kan vaststellen of het om een allergische reactie of intolerantie gaat en je dan doorverwijzen naar een diëtist. De diëtist gaat samen met jou op zoek naar de oorzaak van de klachten. Hij of zij kan je advies geven over hoe je allergische reacties kunt voorkomen. Hierbij krijg je advies over hoe je bepaalde voedingsmiddelen kunt mijden zonder dat je een tekort aan voedingsstoffen krijgt.
Kinderen hebben een verhoogd risico op een allergie als ten minste 1 van de ouders of 1 van de oudere kinderen in een gezin een allergie hebben, zoals hooikoorts, astma of een voedselallergie. Om een allergie te voorkomen bij kinderen kun je het volgende doen:
Als je kind allergisch of intolerant is voor bepaald eten, vertel dit dan aan de leerkracht op school:
De Europese wetgeving verplicht restaurants om informatie te geven over allergenen wanneer deze gebruikt zijn bij de bereiding van het product of gerecht. Neem contact op met het restaurant om de allergie of intolerantie door te geven, om misverstanden te voorkomen.
De huisarts kan helpen bij het invullen van het Europees Medisch Paspoort en de alarmhulpmiddelen.
Bron: Voedingscentrum