1. Geneesmiddelen
2. U krijgt een medicijn om uw klacht te verhelpen. Dit medicijn heet …………………………
3. U kunt dit medicijn ophalen bij de 药店. U moet dit medicijn ………….. keer per dag innemen.
4. U neemt …………….tabletten per keer in. Neem dit geneesmiddel voor / na uw maaltijd in.
- U moet dit medicijn voor …………… dagen gebruiken.
- U moet dit medicijn de rest van uw leven elke dag blijven innemen.
5. Zalf
6. U krijgt een zalf om de uitslag te verminderen. De zalf heet ….. ……………………………
7. U moet deze zalf …………… keer per dag op de uitslag op uw huid smeren.
8. Je moet de zalf gedurende ………… dagen aanbrengen.
Als de uitslag verdwenen is
- moet u de zalf een paar dagen blijven gebruiken.
- moet u de zalf een paar dagen niet blijven gebruiken.
9. Je kunt deze zalf kopen bij de apotheek
10. U kunt deze zalf in de winkel kopen, bijvoorbeeld de Etos of Kruidvat.
11. 后续预约
12. Het is belangrijk dat u weer onderzocht wordt. Uw volgende afspraak is dus op datum:
……..-………-………..